TUINWEETJES

TIPS OVER TUIN- EN KAMERPLANTEN

vrijdag 27 mei 2016

Kabouters bestaan; echt waar!!

Voor iedereen die er nog aan mocht twijfelen : kabouters bestaan, echt waar.

Ik heb er zelfs één gezien, sterker nog, ik heb hem verzorgd nadat ik, per ongeluk bijna zijn beentje  eraf had gehakt.

Nou, nou nou, hoor ik jullie nu denken, kan dat niet wat minder. Het wordt tenslotte een kinderverhaal. Maar om het verhaal helemaal goed te vertellen zal ik toch alle feitjes op tafel moeten leggen.

Het was vorig voorjaar en na een lange winter  moet je toch eens wat gaan opruimen in de tuin. IJverig ruimde ik een stapel oude bladeren op die in de winter als schuilplaats hadden gediend voor egeltjes.  Opeens hoorde ik een snerpend gilletje.

 Eerst dacht ik aan  een lui egeltje dat nog lag uit te slapen van zijn winterslaapje. O jeee wat had ik nu weer overhoop gehaald. Gauw de scherpe schop weggezet en met mijn handen haalde ik voorzichtig de blaadjes wat uit elkaar. Nee, toch niet, geen egeltje.Voorzichtig haalde ik de blaadjes wat meer uit elkaar, misschien een muisje; maar die piepen wel en gillen niet. Opeens zag ik wat bewegen, het leek wel een raar dik takje. Een beetje puntig en knokig en het piepte en piepte zo verdrietig dat de tranen mij spontaan in de ogen schoten. Voorzichtig tilde ik het op, het leek wel een gek mannetje zo ongeveer 10 cm groot, een soort van kaboutertje  en dan niet die mooie dikbuikige blozende  vrolijke exemplaren die in de tuin staan met een rood jasje en een puntmuts en altijd dat rare  witte baardje. Nee, deze leek eigenlijk meer op een takje. Een beetje gek bol takje met lange twijgjes waarvan er nu eentje duidelijk slap naar beneden hing, piepkleine handjes en twee oogjes en een rond mondje. Het neusje leek nergens naar, dat leek meer op een nog niet uitgekomen bladknop.  Kortom niet iets waar je vol vertedering naar kijkt zoals meestal wel naar de Blokker en Rien Poortvliet kabouters.

Zoiets wonderlijk had ik nog nooit gezien. Ik nam het mee naar binnen en spalkte heel voorzichtig zijn beentje met een coctailprikkertje en een knibbertje (sluitingstripje) van een plastic zakje. Tja en wat is dan de beste verzorging? Ik had geen idee dus zette ik hem maar op goed geluk in een glaasje water.
Wat eet zo een kabouter, wat drinkt zo een kabouter......Voorlopig nog geen kans op antwoorden. Hij hing een beetje scheef in het vaasje met zijn hoofd een beetje voorover gebogen en steunde wel heel zachtjes.

Na een half uurtje hoorde ik opeens een ritselend geluid, alsof de wind door de bladeren blies, ik ging wat dichter bij het wonderlijke takje staan, het ritselen werd luider en luider  en ja, zo gek..... opeens kon ik het verstaan. De kabouter, want zo zal ik hem voor het gemak toch maar noemen, begon mij het volgende verhaal te vertellen.

Heeel, heeeeeel lang geleden, in de tijd dat de dinosaurussen nog over de aarde renden, denk wel zo een 66 miljoen jaar geleden, hadden de bomen nog benen en liepen en renden zij gewoon, net als wij mensen nu doen, op de aarde rond. Dat rennen was vooral belangrijk om de dinosaurus te ontvluchten. De dinosaurus was nu eenmaal een enorme veelvraat die een boom in één keer helemaal kaal kon eten. Ja en daar kan geen boom goed tegen, dus even weg kunnen rennen van zo een vraatzuchtig beest, was wel zo prettig.Er waren uiteraard al heel veel soorten bomen en soms gingen zij ook in groepen bij elkaar staan. Sommige zochten liever het water op en stonden altijd langs de oevers van de rivieren, hun takken heerlijk in het water bungelend. De voeding van de bomen bestond voornamelijk, eigenlijk net als nu, uit water. Omdat in water alleen niet genoeg voeding zit, groeven zij vaak met hun tenen diep in de grond om belangrijke voedingstoffen op te kunnen zuigen. Daarvoor hadden zij aan hun tenen hele lange (beetje vieze) nagels met zuigmondjes.  Dat ging jaren en jaren goed.


Totdat: het kouder en kouder werd. Eerst merkten de bomen daar niet zo heel veel van. Hun nagels waren sterk genoeg om de voeding op te blijven zuigen. Maar er gebeurde nog wat anders. De dinosaurussen die er normaal voor zorgden dat de bomen zich verplaatsten verdwenen steeds meer en meer. De eieren bevroren en er kwamen geen kleine dino's meer bij. De noodzaak om weg te lopen was er daarom niet meer en de bomen bleven steeds meer in groepen stilstaan. Grote reuzen eiken en beuken en daarom heen wat lichtere bomen. Het leek wel een oerbos dat stil stond, terwijl de grond harder en harder bevroor. Om dus nog eten te kunnen ophalen moesten de bomen dieper en dieper graven. Het werd zelfs zo koud dat de bomen hun blaadjes lieten vallen  en er geen nieuwe meer konden groeien. Het werd stiller en stiller en kouder en nog kouder. Wij noemen dit de ijstijd.

Na deze ijstijd begon de aarde weer een beetje op te warmen, beetje bij beetje begonnen de bomen weer tot leven te komen, de planten weer te groeien en te kiemen, de dieren kwamen uit hun holen. Kortom, alles kwam weer tot leven. De bomen rekten zich uit en de takken begonnen weer uit te botten. Langzaamaan wilden de bomen zich ook weer eens wat verplaatsen. Maar o.o.o.o.o.o.o dat ging dus zomaar niet. De tenen van de bomen zaten muurvast in de grond. De nagels moesten zo ver de grond in om voedsel te vinden dat zij als wortels vast in de grond zaten verankerd. En met geen mogelijkheid konden de bomen nog een stap verzetten. Nu was de noodzaak ook niet meer zo groot omdat alle plantenetende dino's van de aarde waren verdwenen, maar altijd op één plaats blijven staan is ook niet je van het. Het praten tussen de bomen was al honderden jaren een vrolijk ruisen maar dat kon nu alleen in heel stormachtige tijden en dat is meestal alleen in het voorjaar en najaar. Goede raad was dus duur want een echte bomenraad kon je ook niet meer bij elkaar roepen.

Nu stond er in het midden van zo een oerbos een soort van oereik. Een hele oude eik dus die ook door zijn enorme omvang al heel lang nauwelijks meer kon bewegen. Deze eik was ooit begonnen als eikeltje in de tijd dat toveren nog heel normaal was in de wereld. Dat is zo lang geleden dat iedereen uit die tijd, of allang niet meer bestaat of het simpelweg is vergeten. Deze hele oude eik wist echter nog wel een paar oude slimme tovertrucjes en gebruikte ze ook nog vaak om met de andere bomen in andere bossen te communiceren. Eén van die trucjes ging als volgt: Hij brak een stukje af van zijn meest soepele takken, dat was een flinke karwei want erg soepel was hij niet meer en boetseerde daar een paar beentjes, een paar handjes en een hoofdje aan. Vervolgens spuugde hij drie keer op het takje en wierp het zo ver mogelijk bij hem vandaan onder luid geroep van zijn boodschap en eindigde de oproep met de kreet "GA HOUT". Het takje rende dan als de wiedeweerga (heel oud woord) naar de boom voor wie de boodschap was bestemd. Natuurlijk ging dat vaak fout. De takjes kwamen nog weleens verkeerd terecht, bijvoorbeeld ondersteboven of werden door vogels opgepikt als nestmateriaal, brand en overstromingen. Kortom het leven van zo een houtje zat vol gevaren.

In dat hele oude oerbos kwam op zekere dag een oude heks te wonen. Zij verschool zich diep in het bos omdat de mensen, die inmiddels ook al op de aarde rondliepen, erg bang waren voor heksen.Waarom??, tja dat vertel ik in een ander verhaaltje. Deze heks hoorde de oude eik regelmatig zijn "GA HOUT" schreeuwen. Omdat zij echter flink hard horend was verstond zij altijd KABOUT en al snel noemde zij de kleine stukken hout, die haar regelmatig om de oren vlogen, kabouters. Natuurlijk begreep zij niets van het ontstaan en het nut van de kabouters maar al snel wist zij de kabouters te gebruiken voor allerlei klusjes en zo werden deze 'kaboutertjes' in de loop van de tijd hele ijverige mannetjes. De meeste altijd op zoek naar iets (wat ze inmiddels zelf allang weer zijn vergeten), maar klusjes doen zij nog altijd graag voor iedereen. Vooral 's avonds zie je ze nog wel eens wegschieten en soms zijn er ook vervelende klusjes gedaan zonder dat je dat aan iemand heb gevraagd. Want snel zijn ze zeker en alle kaboutertjes kunnen een beetje toveren, hoewel de meeste dat zelf niet eens weten. Hoeveel kabouters er zijn weet ook niemand. Het kan best zijn dat de oude oereik nog steeds bezig is met het maken van nieuwe kabouters, maar zolang niemand weet waar de oude eik staat kan het zijn dat er nog steeds kabouters bijkomen.

Van dat hele lange verhaal was mijn kabouter wel heel erg uitgeput geraakt, en ik maakte snel een lekker bedje van zacht mos voor hem en dekte hem toe met wat rozenblaadjes. Hij ritselde een vaag welterusten en viel in slaap. De volgende dag was het beentje al aardig genezen en ik vroeg de kabouter wat zijn plannen waren. Tot mijn vreugd ritselde hij dat hij bij mij wilde blijven wonen en of ik dat wel leuk vond. Natuurlijk, daar hoefde ik niet lang over na te denken.

Hij woont nu achterin mijn tuin en als het erg koud is mag hij binnen slapen want ik wil natuurlijk niet dat zijn teentjes vastgroeien in de aarde. Ik heb een mooi mutsje voor hem gekleid en soms hang ik hem om mijn nek en neem ik hem mee, zodat hij nog wat van de wereld kan zien en wie weet nog kabouter vriendjes tegen kan komen.

Soms hoor ik hem nog wel eens verdrietig ritselen als hij ziet dat er weer, zomaar bomen zijn omgehakt en als wij in de bossen lopen kijkt hij nieuwsgierig om zich heen of hij de oereik ergens ziet. De boodschap die hij jaren geleden meekreeg, kon hij niet meer doorgeven. De boom voor wie de boodschap was, stond in een enorm bos dat inmiddels is verdwenen en zo lopen er waarschijnlijk heel veel kabouters rond op zoek naar bossen die allang niet meer bestaan. Daar worden zij wel heel erg verdrietig van. Laten wij dus maar wat zuiniger zijn op de bossen die wij nu nog hebben, anders zijn straks alle kabouters werkeloos en dat willen wij toch niet laten gebeuren.
     











Geen opmerkingen:

Een reactie posten