Monnikskap (Aconitum), een vrome naam voor een
duivelse plant.
Deze buitengewoon fraaie plant is het slotakkoord
van de zomer. Op de voorgrond bij de Cortaderia (Pampagras) of als
achtergrond voor de Echinacea (Zonnehoed) en Sedum (Hemelsleutel) is hij
onmisbaar in de vaste plantenborder.
De plant dankt zijn naam vooral aan de vorm van
de bloemen die op een middeleeuwse monnikskap lijken. De plant is er in diverse
varianten maar de Aconitum Henryi is toch wel mijn favoriet.
De verzorging is vrij eenvoudig. De plant
verlangt een goede vocht doorlatende grond en verdraagt halfschaduw en volle
zon. Hij gedijt beter op een wat zanderige grond dan op erg zware kleigrond. In
de zware kleigrond van mijn tuin heeft de plant het deze natte zomer het boven
verwachting goed gedaan, en is op sommige plaatsen zelfs hoger dan 1.80m. De
plant is buitengewoon sterk en
overleeft de koudste winter met gemak.
Voor een
optimale ontwikkeling van de wortelstok is het aan te bevelen de plant na de
bloei gelijk diep terug te snoeien. De plant stopt dan geen energie meer in de
ontwikkeling van de zaden. Wil je de plant echter vermeerderen door middel van
zaad, laat dan de uitgebloeide bloemen zaadlijsten vormen, die direct na
rijping gezaaid worden in een mengsel van oude bladeren zand en turf. Liefst
nog voor de winter zaaien want het zaad heeft een koude prikkel nodig om te
kunnen kiemen. Zaailingen kunnen in het voorjaar uitgezet worden.
Tenslotte nog een waarschuwing en een stukje
geschiedenis over deze plant, omdat dit zo noodzakelijk en toch ook leuk is.
Een duivelse plant is het namelijk zeker. Alle delen van de monnikskap zijn
buitengewoon giftig en het sap van de plant werd in vroegere tijden gebruikt
als gif voor de gifbeker. Misdadigers in de Griekse oudheid kregen de gifbeker
met sap van de Monnikskap waarna zij onder helse krampen de laatste adem
uitbliezen.
Ook de Romeinse keizer Claudius vond zijn eind
door vergiftiging met deze plant. Zo behandelde zijn vrouw, Julia Agrippina,
een ganzenveer met het sap. Met deze veer werd zijn slokdarm geprikkeld om het
braken op te wekken (in die tijd een veel beproefde methode bij maagklachten).
Volgens de geschiedenis heeft Claudius deze behandeling niet overleefd. Ook in de Middeleeuwen werden hooggeplaatste
tegenstanders eenvoudig uit de weg geruimd. Een zeer kleine hoeveelheid was
immers al dodelijk.
Bij de heksen werd de plant vooral verwerkt in
zalven. De zalven en smeersels waren bijzonder in trek omdat, zij zelfs bij
minimaal gebruik, al een sterk hallucinerende werking hadden. Dat heksen
dachten te kunnen vliegen is ongetwijfeld een overblijfsel uit deze tijd.
Gezien de giftigheid van deze plant wordt experimenteren echter ten zeerste
ontraden.
Ondanks deze lugubere geschiedenis blijft de
plant, op een veilige plaats achter in de border, een aanwinst voor de tuin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten